Woestijnen van water
(1962)–J.W.F. Werumeus Buning–Ontmoetingen met zeeën, zeevolk en water
Voor een Zeeman bloeit geen Bloempje...a/b s.s. ‘Helder’ - K.N.S.M. De wereld is als met een toverslag veranderd: boven Punta Arenas achter de bergen schijnt het licht roze en oranje, en het water is zilver met de weerschijn op een zachte deining. Het water is eensklaps liefelijk en stil na de verlaten engten der Patagonische Kanalen, en de duisternis met besneeuwde toppen en groen gletsjerlicht langs Magalhães. 't Is of men door de Alpen in een pril en bloemrijk Italiaans voorjaar is gekomen; door een deur uit een donkere sterfkamer in een lichte tuin: Wie Cape Froward en het derde Nauw voorbij raakt, is inderdaad een drempel over: hij komt van de Pacific in de Zuid-Atlantic. Niet dat het hier nu al een paradijs is: 't is nog alles water en bergen met schemering van sneeuw in het achterland, maar 't is ruimer water, en de zeeman bemint niets zozeer als ruim water voor de boeg. Over een paar dagen zullen wij in Montevideo zijn: dat is dan van Puerto Montt af 2200 mijl geweest zonder een voet aan wal, de langste toer van de reis. En het zwaarste zit er op. Het schip ligt langzaam voor zijn anker te draaien; 't is wachten op | |
[pagina 104]
| |
het tij. Er is weinig veranderd sinds de Nederlandse vloot van Cardes en Mahu hier in 1600 van tegengestelde richting Magalhães binnenvoer; en in het journaal werd geschreven: ‘Hier gaet sulcken stercken vloet dat wij die met eenen stercken wint zoo vele al onse mers-seilen in 't top voeren mogten, niet door en conden seylen. Etc.’... Dus dat kan men beter méé hebben. En dat hadden wij dan ook. Langs de Pinguynsche eilanden - maar nauwelijks een duikertje te zien, alleen, een verlaten vuurtoren en een dood huisje. Langs kaap St. Vincent, die Olivier van Noort ‘Caep van Nassau’ gedoopt had, met aan stuurboord Vuurland, waarover zware walmende rook hing. Niet zozeer van de Vuurlanders die thans brave schapenherders zijn als wel van een vlees- of petroleumfabriek... Wij kwamen er bij avond netjes uit en kregen de lange gang van de oceaan onder de voeten, en open zee voor ogen: dat is na zoveel dagen engte een groot geluk voor lichaam en geest. Ook het schip krijgt er dan ander plezier in, als een hond die eindelijk eens vrij komt van de strenge lijn.
Ik stond in het avondlicht naar het reserve-anker te kijken, dat nog gedeeltelijk in de rode menie zat, want er was geen tijd geweest om het af te schilderen. Er is menig anker verspeeld in de Patagonische Kanalen en Straat Magalhães. Maar dit anker was op zijn plaats gebleven. Zo een anker is een mooi gezicht. Goed; wij waren er uit.
En het bleef de dagen daarna zacht en zuidelijk weer, met net genoeg wind om een schip te laten wiegen, en meer dan genoeg schitterlichte zee om niets dan de einder te zien; rondom vrij en eenzaam. Er werd nu ook weer een deuntje gezongen, zeer toepasselijk: Voor een zéémán bloéit geen bloémpje,
Zingt geen vógeltje haar lied,
Niets dan lucht en zee en wáter
Anders heeft de zéémán niet...Ga naar eindnoot12
Voor een zéémán bloéit geen bloémpje,
Het geluk van de zee is koud, als van de bergen, als van het licht van een diamant of de glans van staal; als van de geest. Het is nooit vriendelijk, maar het is een zeer sterk geluk. | |
[pagina 105]
| |
![]()
...hakkerig en wild...
Dagenlang breekt het schip diamant-schitterende zee, dagenlang is de bruisende boeggolf hard en groen als glas, prachtig als een opgeschrokken beest, wuivend met pluimen wit schuim als een springend paard met hoofd-tooisel. Nachtenlang is de hemel louter gesternte, door geen rook of mist verborgen, nachtenlang gaat de maan op en onder in haar kring. De eeuwigheid is zeer nabij. Nu komt de dag dat er land verkend wordt, de lucht ruikt warmer. Eigenlijk stinkt ze een beetje...Ga naar eindnoot13 Er komt rook van schepen te zien aan de einder. Er komt een vogeltje aan boord vliegen; het is een mus, en dus ligt er een grote stad, want mussen zijn stadsvogels. En men krijgt een eigenaardige gewaarwording: na het zuiver en duister water van de Patagonische en Magalhães, na de lichte Atlantic, na al deze eenzaamheid, voelt men zowel verlangen als vrees voor de wal. En het wordt een stad... Het eerste wat men er van merkt is de vuile, vale en lage lucht in het verschiet. Ook dat het schip begint te zwoegen, omdat de mond der rivier ondieper is, en vies geel van golven. Later staan de schimmen van hoge torens tegen het rookzwangere zwerk, er beginnen lichtjes te twinkelen, het wordt een | |
[pagina 106]
| |
wereldstad in de nacht. Het is Montevideo, en het is goddank te laat om aan wal te gaan. Ik heb mij vroeger wel eens met verwondering afgevraagd waarom bevaren volk vaak zo weinig aan de wal gaat, de avontuurlijke jongelingen uitgezonderd. Als nu een vreemde stad voor u open ligt, hoe kan men dan aan boord blijven? Ook de toerist brandt het dek onder de voeten; hij popelt van ongeduld... Hij zit kwaad te kijken naar de dokter en de douane en de agent en de papieren, en alles wat hem ophoudt... Maar na een paar honderd havens wordt dat anders; het schijnt dat men ook land-moe kan zijn, zo goed als zee-ziek. Men verlaat dan het veilige schip alleen op de beste en koelste uren van de dag, en komt vaak niet verder dan een bekend en eerlijk café, waar het betrouwbaar is. Het is meestentijds verder toch overal hetzelfde... Men klimt daarna later de staatsietrap weer op met het tevreden gevoel dat men thuiskomt, en dat is ook zo... Daar staat tegenover dat de vaste wal zijn bekoorlijkheden heeft. Weer eens in een snelle auto te zitten, en groene bomen zien - men zou hun ruwe schors wel even met de hand willen aanraken - en zachtzijden grasvelden zien, waarop men wel zou willen gaan wandelen, en dames in zachte kleren die geheimzinnige taartjes-winkels in en uit gaan... En van een stilstaande tafel vers vlees en fruit eten, en stilstaan voor de etalage van een boekwinkel... Dat is alles iets heel anders, na lang water en wind en hard hout en ijzer. Er zou eens iemand de psychologie van de zeeman moeten schrijven... (Of liever toch maar niet...) Er zou in ieder geval in moeten staan dat er een diepgaand verschil is tussen de aantrekkingskracht van de zee, en de aantrekkingskracht van het land. Ik heb met opzet niet van liefde gesproken; want dat is een groot en gevaarlijk woord. |
|