‘Zijt gij gekomen tot de schatkamers der sneeuw? En hebt gij gezien waar ik de hagel bewaar?’ (zegt Job 38:22).
‘Op het land waar niemand is, op de woestijn waarin geen mens is?’ (zegt Job 38:26).
‘Toen ik de wolk tot hare kleding stelde, en de donkerheid tot hare windselen? - Hebt gij de dageraad zijn plaats gegeven?’ (zegt Job 38:12).
Dit vraagt God Job. Welnu: hier in de Patagonische Kanalen is de wereld nog zo.
Onze moeder de nacht baart de maan uit windselen van wolken. Onze vader de wind waait de bergen helder. Onze moeder de zee heeft een lichtblauw hemdje aan en ademt in haar slaap, vissen springen haar om het hoofd. Onze vader de zon steekt het gouden licht uit de wolken om haar te begroeten, en zij zendt de vissen springend aan de oppervlakte van het water om hem te begroeten. De dekens van haar ledikant zijn zwart wild water, de pijlers steen en bergen; hij echter komt met licht en gloeit in water en steen...
‘En, zo UEd. wilt,’ zeide de zeeloods, met wie ik dit gesprek voerde - hij was zeer wél belezen, deze dikke heer España - ‘kunnen wij de wolken nog als bedgordijnen beschrijven, want zoals UEd. ziet: zij schijnen thans purper in het water.’
‘Het is een heerlijke morgen, caballero,’ zei ik. ‘En erkent u boven uw vader de zon en uw moeder de zee nog groter god?’ (Hij had een druppel Indiaans bloed.)
‘O ja,’ zei hij. ‘De Grote zonder Naam, maar die is voor de mens onbegrijpelijk...
Want ziet nu eens, caballero, hoe het licht stort in de zee, en de zee trilt van het licht... Moet men daar naam aan geven? Heeft enig mens daar al naam aan gegeven?
Hetgeen dat er geweest is, hetzelfde zal er zijn; en hetgeen dat er gedaan is, hetzelfde zal er gedaan worden...’
De steengebergten waren nu wat lager geworden. Wij kwamen vroeg in de middag de Patagonische Kanalen uit. Er hadden daar een paar verroeste scheepswrakken op het een of ander puntje gezeten. Het werd nu ernstiger. Men ziet er bij Tamar Island een stuk of acht geraamten op de rotsen.
De wind wordt ongeregelder, de zee ruiger: in het verschiet ligt doodswit land van gebergte, ijs en wolken. Dat is ver vooruit, het Isla Desolación, het eiland Wanhoop: ingang tot Straat Magalhñes. Het begint iets harder te waaien.