Het eigenaardige van de Kanaal-zone is dat er een hek doorheen loopt, waar aan de Panamese kant de huizen ietwat vervallen zijn, met scheve groene luiken en duizend bloemetjes in pot op het balkon, en aan de Amerikaanse kant alle huizen keurig en net, en alles vierkant en proper en met muggengaas op de balkons, en duizend voorlopig lege militaire barakken en lege vliegvelden, en verboden zijwegen naar fort X, Y en Z. Men passeert dit hek zonder enige moeite en toch lijkt dit, min of meer, een grens tussen twee werelden.
Zij het een met de liniaal getrokken grens, na zulk een grenzeloos onweer...
Het Kanaal van Panama is, naar in alle boekjes staat te lezen, een van de zeven wereldwonderen der nieuwe wereld. Het is inderdaad een wonder: als de loods een pink verheft, rijden er locomotieven langs de kant en openen zich sluizen die het schip in een ommezien over heuvelen en dalen tillen. Als de loods een andere pink verheft, sluiten zich andere sluizen, flitsen andere lichten, vullen zich andere bekkens, rijden er andere locomotiefjes en slepen het schip heuvels af en dalen in. Achter dit alles staat aan bakboord het oude, of is het een nieuw onweer boven de bergen, waarop eens Balbao stond. Silent upon a peak in Dariën...
Balbao, die voor het eerst de Stille Zuidzee zag, met mannen, drijfnat van zweet in 't zwaar harnas - dwars door de tot op heden niet wel begaanbare wildernis; want een paar mijl bezuiden het kanaal weet men nog niet veel meer van de wereld dan hij wist... En ook dit is een wonder geweest; behalve dan dat men van Balbao zei dat hij gouddorstig was...
Het allerwonderlijkste echter van het Panama-kanaal is, dat het geen kanaal is. Het zijn een paar stukken kanaal met al het mechanieke vernuft van de nieuwe wereld, maar voor het grootste deel is het verdronken oerwoud met een baggergeul daar dwars doorheen. Zodra men door de miraculeuze sluizen van Gatún is - maar IJmuiden is breder - vaart men op een breed meer, vol eilanden door verdronken land. De dode bomen steken naast de vaargeul uit het water; de eilanden zijn wit van dood hout, bruin van afgespoelde vruchtbare oevers, rood en blank van bloemen, ongeloofwaardig groen van ongenadig dichte bossen. Er hangt damp en rook aan de hellingen der bergen: een Indiaans vuurtje, of een nevel...
Goed, de mens heeft hier de natuur glorieus overwonnen, op een