De witte wingerd van Frankrijk
(1957)–J.W.F. Werumeus Buning– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
In de schaduw van een kathedraal
| |
[pagina 6]
| |
Dat wist zijn stemmetje zo te mengelen
Gelijk de klokjes die daar bengelen,
Dat is te zeggen: grof en fijn.
Het waren evenwel niet de klokken von Rome of de stem van de walvis, maar de vroege klokken van de kathedraal van Straatsburg, die mij hadden gewekt, en ik sprong pardoes uit bed met het vrolijke vooruitzicht en de wetenschap, dat ik in de Elzas was om er drie dagen Elzasser wijnen te proeven. Het merkwaardigste van die droom is echter, dat ik voordien nooit of te nimmer een pasgeboren druiventros had gezien, noch ooit de frisse, prikkelende smaak van een Elzasser Riesling in de mond had gekregen. Er moet mij die morgen in alle vroegte een aardig Straatsburger bescherm-engeltje, of de geest van een welmenenden, ouden wijndrinker aan het hoofdeinde hebben gezeten, om mijn oog en verhemelte bij voorbaat te betoveren. Want eerst laat die middag zag ik de prille druiventrossen in het dicht gebladerte, zoals er een hing in mijn droom, de druif, zoals zij hier eind Juni is, half sterrebloesem, half speldeknoppen; en het werd nog later eer ik achter mijn eerste glas Riesling zat en weer proefde de smaak van mijn droom...
Dromen zijn bedrog, zei Pierlala. Goed, laat ons tot de werkelijkheid komen: de Elzasser wijn smaakt daarin even goed, en zegt dat al niet veel? Nu valt | |
[pagina 7]
| |
het een mens ten zeerste op, als hij een morgen dorstig door Straatsburg wandelt, in de schaduw der hoge, spitse, blauwe leien daken, in de smalle straatjes met oude huizen en zelfs in de deftige, brede straten, dat de wijn er, in slordige, witte krijtletters op een zwart bord, of in deftige gedrukte letters, haast altijd staat aangeprezen met de woorden Sylvaner, Riesling, Traminer, dat wil zeggen met de namen van de Sylvaner-, de Riesling- en de Traminer-druif. Een hoogst merkwaardig en leerzaam geval voor den liefhebber. Want wanneer ge in het land van Bordeaux reist of vertoeft in de heuvelen van de Côte d'Or, in de streek van Bourgogne, zult gij daar in de deftige letters, òf op een zwart bord, òf op de etiketten niet de naam van de druif geschreven zien, maar de naam van de streek, de plaats waar zij groeit: Saint-Julien, Pauillac, Margaux, Saint-Estèphe, Cantenac, Macau, Saint-Emilion; of, in het gezegend land van Bourgogne eveneens de naam van een gemeente en een akker: Pommard, Clos-Vougeot, Volnay, etcaetera. Als het u belieft daarbij in de beproefde bladzijden van een goed wijnhandboek te kijken, zult ge zien, dat daar overal de akker, de plaats waar de wijn groeit, overheerst. Alhoewel men u er ook terdege vertelt wàt er op groeit aan druivensoort en hoe de grond is en de ondergrond, waarop die druif groeit: zandig, kleiachtig, leemgrond, ijzerhoudend, vuursteenhoudend, en zo voorts. Dat alles, en de zon en | |
[pagina 8]
| |
de wind, en de zorg van den wijngaardenier maken de oneindige verschillen en de duizend-en-een namen en smaken; de hoge verscheidenheid van de wijn. Maar de Bordeaux is vermoedelijk de landstreek, waar dit alles het sterkste geldt; of men zou er de sterk verkavelde akkertjes van de Bourgogne en de diverse wijnstreken van het land boven Cadiz en Xerez voor de sherry bij moeten betrekken. Hoe dit zij - onder kenners blijft het een eeuwige twistappel, in de Bourgone zegt men wel eens onaardige zaken over de Bordeaux, en vice-versa in Bordeaux over de Bourgogne - men heeft in de Elzas een eerlijke kans om te proeven hoe de wijn van een zekere en bepaalde druif smaakt, een kans, die men eldens veelal minder zuiver zal vinden. De zaak is deze, dat men hier, al zijn er natuurlijk bepaalde akkers en streken, die beter gelegen zijn - na de Duitse overheersing van 1870 tot het einde van de eerste wereldoorlog, een nieuwe koers heeft ingeslagen en kwaliteit heeft geplant, nadat men kwantiteit moest leveren. In die jaren van Duitse overheersing gingen de meeste Elzasser wijnen te loor aan leverantie voor de Duitsche ‘Schäumweine’ en het naargeestig product, dat men ‘Deutscher Sekt’ noemde; of wel zij werden onder valse naam als Moezel- of Rijnwijn verkocht. Sindsdien is men in de Elzas ijverig in de weer geweest om eigen karakter te doen gelden, en men zocht dat vooral in het planten van de goede druif, die minder maar beter oplevert | |
[pagina 9]
| |
dan de gemene soort. Vandaar dat men hier op de naam van de druif drinkt. Vandaar, en ook omdat de Franse tong in de knoop zou raken bij streeknamen als Riquewihr - een goed Frans wijnkenner als Maurice des Ombiaux noemt dat nog botweg Riekewif - noemen de Elzassers zich voornamelijk niet Midersmoschwihr, of Mittelwihr, niet naar de streek; maar naar de druif: Sylvaner, Riesling, Traminer. Onder broeders kan men wel vertellen, dat er nog meer soorten druiven aan de hand zijn: Zwicker, Knipperlé, Pinot, Gentil Muscat, Chasselas, maar dat geeft niet altijd de beste wijn, of ten minste niet de karakteristieke en de beste Elzasser wijn. De Pinot, de Pinot blanc natuurlijk, die hier niet het meest in ere is, geeft op de rijker kalk- en vuursteenhoudende aarde van Meursault, Chablis en Saumur een onvergetelijke wijn; hier, in de diepe leemgrond, komt het beste van de Riesling- en de Traminer-druif. Vergeef mij deze aardrijkskundige en schijnbaar theoretische bespiegeling: is het niet als van zelfsprekend, dat de wijn verschilt alnaar de druif, waaruit hij wordt geperst en de grond, waarin deze groeit? En misschien treft men dat, wat de druif betreft, nergens zo eerlijk in het glas als in de Elzas. Wanneer ik, alvorens de tocht te ondernemen, mij in Straatsburg sterk met een stoere Elzasser schotel zuurkool - en waar eet men ze beter? - drink ik daarbij een Sylvaner. Dat is een wijn zonder veel geur, maar fris, | |
[pagina 10]
| |
dacht ik; maar aangenaam en vriendelijk. En verder niets. Pas op; als de mond u warm wordt van de zuurkool, begint die Sylvaner u het spel te spelen; hij wordt wakker, hij is geschapen om bij zuurkool gedronken te worden, hij wordt een andere wijn, een familielid, een zuster, broeder of kameraad van de zuurkool. (Met worstjes en spek; maar daar spreken wij hier niet over, dat was de erfenis van het hondje van Whitesand-Bay...) Men moet in ieder land altijd de plaatselijke wijn drinken bij het plaatselijk gerecht... Des middags na die zuurkool reden wij het land in, langs akkers verwaaid groen graan en slordige klavervelden, stamvol rode klaprozen; langs lange wegen met note- en kersebomen. In de verte, achter de vlakke velden, lagen de slapende drakenruggen van een gebergte, met vage bossen in de blauwe mist en hitte van het zomerveer. Het werden zichtbare bergen, scherp gekamd tegen helder blinkende lucht met zware wolkenbuien daarboven en aan hun voet versierd met de regelmatige rijen groen - alsof het landschap juist is aangeharkt - die u overal ter wereld de aanwezigheid van de wijnstok verraden. Even te voren was de wijnstok ook in het vlakke land langs de weg verschenen, en wij hadden de hoed gelicht om hem te salueren: ‘Messieurs, la Vigne!...’ Maar wijn die beurtelings met aardappels en ko- | |
[pagina 11]
| |
[pagina 12]
| |
ren en klaver groeit in het platte land, dat is meest maar een boerenliefhebberij en een platte wijn. Herinner u de grote weg langs de Bourgondische Côte d'Or: links, in de vlakte, liggen de ‘grands ordinaires’, rechts op de glooiing woont de edelman en zijn soort. Zo is het overal. Niet aan de vette oevers van de rivier van Bordeaux wast de fijnste wijn; die gedijt op de schralere, hoge gronden vol kiezelsteen. Zo is het hier. Een vlakte is hier aardrijkswijnkundig gesproken, maar een oud dal, volgelopen met afval van de bergen; het oergesteente ligt er dieper en onbereikbaarder onder de grond, en waar dacht ge, dat de edelste wijn zijn smaak vandaan haalde? Uit de diepte, vier, vijf, tien, vijftien meter diep, uit het gesteente, uit de diepere rijkdom der aarde; niet maar zo uit vruchtbare boerenklei...
Langs een achterwegje, langs groen en fijn gevederde acacia's, dichte wingerd en een steile dorpsstraat van wit-stenen huizen, bereikten wij het huis van den bevrienden wijnkoper, bij wien wij die middag eigenlijk wezen wilden voor een ernstige proeverij. Het was een met donker en eenvoudig hout beschoten kamer, gelijk die in de Elzas zijn en onze gastheer had het vriendelijke en tevreden gezicht, dat de goede wijngaardenier overal ter wereld heeft. Wat wonder, wie ter wereld zou tevredener kunnen zijn over zijn wereldse werken dan een goed wijngaardenier?... Zoals ik al zeide, de weg naar zijn huis | |
[pagina 13]
| |
was steil en het gebergte verrees haast in zijn achtertuintje. Het eerste glas, dat hij ons voorzette, was een Sylvaner. Ja, maar die Sylvaner, groengoud in het glas, was welhaast onvergelijkbaar met onze brave wijn bij de zuurkool en onze kernachtiger wijn in een dorpskroeg, een kwartier geleden, een eeuwigheid geleden. En wat, dacht ik, met die nieuwe wijn op de tong, is nu eigenlijk het zegbaar verschil? Hij is ietwat ‘spritzig’, ‘un peu pétillant’, hij is pittiger, er zal hier wat meer kalk in de bodem zitten. Maar dat is het nog niet... Hij is in de eerste, de tweede en derde plaats zuiverder, hij is schoner, hij is gaver, hij is eerlijker en daarom heerlijker. Zowaar ik leef, hij smaakt doodeenvoudig meer naar de druif en hij is blijkbaar precies van de grond, waarop hij het best groeit. Hij is, kortom, een Sylvaner op zijn best. Toen zeide onze gastheer: ‘Ik ben begonnen met u een Sylvaner te geven, omdat die het hier het beste doet; en “pour commencer la gamme”, om de toonladder te beginnen. Elders, op andere grond, is dit soms maar een kleine wijn, maar hier is hij bevallig en geestig. Dit was een zes-en-veertiger*. Ik schenk u nu een vijf-en-veertiger, hij is iets platter; voor de Sylvaner hier een minder jaar, voor andere wijnen daarentegen niet. Hij is wat trager in de mond, hij heeft meer lichaam en minder geest... Wij drinken graag een stevig glas voor de eerlijke dorst, des avonds, als het werk is gedaan, maar bij | |
[pagina 14]
| |
de proeverij gaat het mondjesmaat, per druppel, of men zou zijn smaak verliezen, en dat ware zonde. Wat er in het glas overblijft gaat in een beschikbare kan, of in de kelder terug in het vat. Wat er in zulk een kan gaat wordt later fijne wijnazijn; daarom zijn de ingemaakte kersen en wat dies meer zij in een wijnstreek zo onverbeterlijk, en aangemaakte kropsla in de Elzas en de Bourgogne en overal waar er wijn groeit zo weldadig en voornaam van zuur...’ ‘Ik geef u’, zeide de gastheer, ‘thans een Riesling “45”.’ Wij proef den van het licht gouden glas en het was enige ogenblikken zeer stil in die kamer... Toen knikten wij om beurten met het hoofd, en zeer tevreden. Een hemelsbreed verschil, niettegenstaande die Riesling-druif op dezelfde akker, vlak naast de Sylvaner groeit. Maar hij is een keizer, waar de Sylvaner een boerenedelman is. Het is het verschil, of men een vers leest van een aardig en zuiver dichter of van een van de groten der aarde.Ga naar voetnoot* Deze Riesling '45 is oneindig veel voller, het is de rijke muziek van een orkest, tegen het spel van een speelse viool voor de dans in de wijs van de Sylvaner. De Sylvaner prikkelt u de mond, een goede wijn om de maaltijd te beginnen, om verwachtingen te wekken, om wakker te worden. Maar de Riesling is als al de klokken van de kathedraal van Straatsburg, licht en fijn en van verschillende klanken. Ge hebt | |
[pagina 15]
| |
er de mond van vol, hij verzadigt en maakt tevreden, hij is liefelijk en een stoer tevens. De Sylvaner is een flirt, een avontuur, landschap. De Riesling is een eerlijke liefde, een wereld. Ik permitteerde mij twee kruisjes in mijn aantekenboekje te zetten: ik had een van de grote wijnen ter wereld leren kennen in die donkerhouten kamer in de Elzas. Er is van dat glas geen druppel in de kan gegaan en de gastheer knikte toestemmend. ‘Il faut le boire...’ zei hij. Waarna hij ons een Gewürz-Traminer '43 Reserve schonk... En daarmede raakte de wijnneus alweer in een andere wereld, want als men met een Riesling de goede natuur van vers groen en zuiver water en eerlijk gesteente en wingerd en druiven ruikt, dan ruikt men aan een glas Gewürz-Traminer een weelderiger lucht, als van bloemen en vruchten en al de andere verleidelijkheden van onze moeder de aarde en onze almoeder Eva. De eerste Traminer, die ge drinkt, overweldigt u, zelfs bij die enkele druppel, plotseling, als de geur van een rijke, openbloeiende roos. Er is iets gevaarlijks, iets al te rijks en verleidelijks in dat glas wijn, zodat ge, als de oude Adam die ge zijt, nogmaals proeft, om het gevaar beter te kennen.
‘Wij’, zegt de gastheer, ‘noemen de Traminers de vrouwen van onze wijngaard; de Rieslings de mannelijke wijnen. De Traminer is brutaler, al is | |
[pagina 16]
| |
hij fijner van geur en smaak. Ça épâte plus. De druif is kleiner, geuriger en moeilijker van aard. Ik schenk u nu een Traminer '45.’ Jawel; ook een dame, maar van een minder jaar. Zij zal nooit worden wat haar twee jaar jongere zuster was. Wat is het verschil: de zon, de regen, een jaar dat de wortels minder kracht hadden om verleiding te putten uit de diepte der aarde? Een wijn is een levend wezen, rijk, bedwelmend, geestig, liefelijk, stoer, eenvoudig, al naar de druif, de grond en de omstandigheden van de geboorte, al naar de vaderlijke druivenstok en de moederlijke diepte der aarde in de eeuwige veranderlijkheid van zon en regen en de kansen van het jaar. Zo geven ons enkele luttele eeuwen de onsterfelijke rijkdom der Griekse tragedie, een korte tijd de onvergetelijke bloei der Italiaanse renaissance, enige gunstige jaren de onoverwinnelijke rijke bloei der Elizabethiaanse poëzie in Engeland, waarin zelfs de kleine dichters rijk zijn, als de kleine wijnen in een van de zeldzame jaren dat er een grote wijn groeit, dat de wortels diep gaan in het oergesteente der aarde. Geen wijngaardenier, die daar iets aan kan doen, dacht ik, met de neus in het vorige glas, de Traminer '43, die naar al de verleidingen von Eva rook. En welk een les voor ministers en economen en andere als te geleerde mannen... Niet zij, maar het bestel van zon en maan en sterren - gelovigen noemen dat | |
[pagina 17]
| |
Gods bestel, Grieken noemden dat het lot, wijngaardeniers noemen het de kans van het jaar - regeert deze oude wereld en de oogst van wel en wee, wijn en verzen, leed en geluk, oorlog en vrede, liefde en dood. Wij zijn maar werkers op een akker.
‘Ik geef u’, zei de gastheer, ‘ten slotte een Riesling Reserve '45. Voor de Riesling een gelukzalig jaar.’ Ja, juist. Er zijn wijnen, waarvan een mens gelovig en dankbaar wordt. Als de aarde dit voortbrengt, deze volmaakte, glasheldere zuiverheid van smaak in een tijd vol troebelen, deze vrolijke geest, zo eerlijk als het gelovig en helder klokkenspel van een kathedraal, zo lichtgoud in het glas als de ducaten van de Spaanse zilvervloot, die Piet Hein kaapte, zo stoer en mannelijk en toch geestig, rijk en vol karakter als deze Elzasser Riesling Reserve van 1945, zouden wij dan aan de wereld mogen twijfelen? Of ligt het aan ons, dat wij de wereldse zaken en onze oude akkers minder goed ploegen en beheren dan deze oude wijngaardenier in de Elzas, met zijn wijs en vriendelijk gezicht, die ons bij de laatste complimenten alleen ten antwoord geeft: ‘Nous avons le plaisir d'avoir fait ce vin.’
Daar kan geen keizer trotser op gaan, maar zelden zal er een, over zijn werken sprekende, zo oprecht bescheiden van stem zijn geweest; wellicht omdat de goede wijngaardenier beter weet, dat hij een kind | |
[pagina 18]
| |
Gods is, afhankelijker van wind en weer en al de andere grillen der wereld, dan menig regerend heer afhankelijk van volksgunst, stemmingen en veldslagen.Ga naar voetnoot* |