Verzamelde gedichten(1970)–J.W.F. Werumeus Buning– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 291] [p. 291] Jacob en de engel I Oude verzen [pagina 293] [p. 293] Vuur en as Wie alles van de wereld weet, Neemt zoals God het zond, Hij leert, gezouten door het leed, Hoe het hart blijft gezond. Geen leugen wil de mond meer uit, Het is toch niets dan schaamte; Onder het glanzen van de huid Kent men het bros geraamte. Dood is geen schrik, de madelief Is duizendmaal gestorven, Al sterf ik eens, ik heb u lief Op het groen gras van morgen. Het rank geribd gevleugeld lijf Van Scheba's koningin, Salomo's vreugde, Gods verblijf, Dat hebt gij weer, vriendin. Alles dient eeuwig tot den lof Van wie het heeft gebouwd, Onsterfelijkheid bloeit in de stof Als de viool in 't woud. Wanneer men met de liefste ligt Bekruipt ons vaak de vrees, Wat wordt van dit verliefd gezicht Wat wordt van dit rank vlees, Wat wordt van deze borsten, thans Schoon met de roos in top, [pagina 294] [p. 294] De nacht verlichtende met glans, Maanlichte rozenknop. Maar dat is alles ongeduld, De tijd wacht in de sterren; Het vuur dat ons één nacht vervult Komt eindeloos nieuw van verre. Reken het vuur alleen, de as Niet meer; 't is als het altijd was, Wilt toch de dood niet tellen; Wie telt de halmen in het gras Voor en nadat de zeis er was? Het gaat zich steeds herstellen; Een engel maait, sinds Eva's dood, Een engel zaaide bij haar dood Het zaad der immortellen. Vorige Volgende