Verzamelde gedichten(1970)–J.W.F. Werumeus Buning– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 156] [p. 156] Ballade van den groten dorst Je meurs de seuf auprès de la fontaine Drink wijn, Rijns, Spaans of Frans, rood, geel of goud. Al smaakt het naar den hemel of violen, 't Smaakt steeds naar wat men aan dorst overhoudt. Godes genade zij die dorst bevolen, Wijn maakt ons als een kind aan 's werelds borst. Maar dorst is alles wat men overhoudt. Bemin, rood, blond of zwart, 't is alles dorst. Een beek blijft klateren in een brandend woud, De maan schijnt vorstelijk op iedere wei. Hoeveel een mens ook van een ander houdt, 't Is altoos een en altoos enerlei. Want dorst is alles wat men overhoudt. Verdorst, omdat wie goed drinkt en bemint Maar een ding leert, en altoos enerlei: Dat men toch steeds God als het einde vindt, Een glas altijd te leeg, hoe vol het zij. Geen ding ter wereld dat ons zo benauwt: Dat dorst is alles wat men overhoudt. François Villon, mijn prins, bij Jezus' dorst, Wij hebben nooit een droppel wijn vermorst. Noch ooit bemind of God erkend als vorst. Wist gij den weg in 's werelds prachtig woud? Heet is het bloed, en dor de keel als zout. En dorst is alles wat men overhoudt. Vorige Volgende