Verzamelde gedichten(1970)–J.W.F. Werumeus Buning– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] [Wat rest van 't brede haar en bittere gouden ogen] Wat rest van 't brede haar en bittere gouden ogen, En van de woorden en van de gebaren En van de droevigheden en van al het staren Om dit dat alles was en is vervlogen. Wat meer dan rozen in den storm gebogen En bladerloos geschud boven de eigen blaren, En oude tederheden, die geteisterd waren Met droefenis en die geen troost vermogen. En soms, in 't bleke bliksemen na de vlagen: De kering van het licht, de eb en vloed Van oeverloze wateren en een dagen, Een kim, een eiland door één ster behoed: Stilte; en als de ziel haar verren tocht mag wagen Bleef daar al wat verdween en eeuwig leven moet. Vorige Volgende