‘Cornelia Johanna’ of de ‘Ebenhaëzer’ de Zuiderzee tegemoetvaart, bedenk dan dat de Kamper Koggen eens gevreesd waren in handel-, oorlog- en kaap-vaart, en dat hun blauw-witte vlag woei van Spanje tot Noorwegen.
Daarover peinzend komt ge weer bij de witte Koornmarktpoort terug, en als ge denkt dan alles gezien te hebben zijt ge iemand die de valsche reputatie der Kamper domheden verre overtreft. Er zit nog van alles in de oude straatjes, en men vindt dat door overal waar een bordje ‘Kruidkoek uitverkocht’ hangt, de eerstvolgende zijstraat in te slaan; op deze beproefde wijze zal men nog menige regendruppel met genoegen op zijn hoed laten vallen.
P.S. Er zijn goede gidsen van Kampen, een uitvoerige van Mr. J. Nanninga Uitterdijk (uitg. L. van Hulst, Kampen), en vele kleine voor den luien lezer, die men onder den Stadhuistoren krijgt. Men schrijve aan de Kamper V.V.V. Dat bespaart mij hier tien bladzijden proza.
P.P.S. Koop in Kampen als de tijden weer vredig zijn een lamsbout. Ik heb er de beste gekocht die ik ooit at. Ge begrijpt dan meteen iets van het nut en den aard van het Kampereiland.