door mannen kon worden uitgedacht, in hun voordeel, met vertrapping der hooge moederwetten... dan zal ik den eersten den besten, neen, niet den eersten den besten, maar een goeden, edelen man vragen, mij een kind te geven... En als hij het mij gegeven heeft, zal ik hem danken en vaarwel zeggen. Ik heb aan het kind genoeg, mijn kind, mijn kind. Niemand heeft daar dan eenig recht op... ik alleen. O, heerlijk, mijn kind. Wie zal mij het recht ontzeggen dat kind te bezitten. En als de wereld steenen naar mij werpt... zal ik die wereld toeroepen; ‘ziet ge, ik heb mij naar uw wetten willen schikken...; maar ze zijn valsch, ze namen mij mijn kinderen af... ik heb mijzelf een kind veroverd.
Stil nam de advocaat haar handen in de zijne.
‘Wees nu kalm. Geloof mij, je kinderen zullen je toebehooren, ook zonder wetten. Ga ook niet in hooger beroep... Ik heb Boy gesproken... ik weet dat hij bij je zal komen, ook tègen den wil van zijn vader... heel gauw misschien. Berust nu en wacht stil af.’
‘Maar ze getuigde valsch... ze zei dat ik mijn jongens verwaarloosde.’
‘Zwijgen is het hoogst... Truus, vooral als lage menschen lasteren. Tegen lasteren is niets te doen... calomniez toujours... Het is het wapen der laffen...’
Het warrelde in haar hersenen.
‘Beste Truus, het is wel zwaar te dragen... maar