Het was halfelf, toen zij te Zandvoort aankwam. En dadelijk begaf zij zich naar het Badhotel, waar Max logeerde. De avondwind was gaan slapen en de hemel nu klaar en helder.
Vanderzee zat op het terras... Uit de danszaal klonk jazzmuziek.
Zóó zeer was hij in gedachten verzonken, dat hij Truus pas bemerkte, toen zij vlak voor hem stond. Haar slanke figuur stond plotseling tusschen hem en de zee, zoodat hij dacht dat het een droombeeld was. Hij glimlachte het toe... met vagen lach... en toen ze zachtkens fluisterde: ‘daar ben ik...’ glimlachte hij weer, zacht knikkend in gepeins.
Dan voelde hij haar koude hand op de zijne en verschrikt sprong hij op.
‘Truus... jij hier... ben je... hier?’
Een glimlach was om haar lippen. Nu was ineens alles goed in haar, nu was de leegte gevuld.
‘Maar hoe kom je er bij hier te komen? Ik heb Boy toch gezegd, dat ik je schrijven zou.’
‘Ik heb hem niet meer gezien, Max..., Smeder weet alles...’
Hij bleef haar even aanzien, verbijsterd.
‘Och, dat moest er toch eenmaal van komen, Max dat hebben wij vooruit geweten... laten wij hier niet blijven, de gasten kijken naar ons; willen wij opwandelen, ik zal je alles vertellen.’
Ze liepen op, nu langs het strand. Zij had haar arm op den zijne gelegd... en langzaam vertelde zij...,