gebonden. Na haar dood had een overweldigende smart hem uit het evenwicht gebracht, doch al spoedig voelde hij zijn herlevende wilskracht, het genot van werken hem inspireeren tot scheppen.
Maar de avonden als het licht hem ontbrak, waren lang en dreven hem nu dikwijls naar de Smeders, waar hij steeds een welkome gast was... waar hij graag schaakte... zooals hij dat met zijn vrouw eenmaal deed...
Smeder zag meestal toe; voor schaken was hij te ongeduldig, aan muziek deed hij niet.
Max zong graag met Truus alle oude liederen, die hij eenmaal met zijn vrouw gezongen had, en waarvan ‘Heilige Nacht’, zijn liefste was.
Dikwijls zong hij het, terwijl Truus aan de piano begeleidde... Soms brak onder den zang zijn stem, en bewogen moest hij even pauzeeren.
Nu speelden zij schaak...
‘Koningin!’ had hij gezegd.
Truus zag naar de lichtquadraten... en was in gedachten.
‘Koningin!’ waarschuwde hij nogmaals, en keek Truus aan.
En haar koningin, gedekt, plots vlak voor zijn koning brengend, zei ze ‘Koning!’
Glimlachend zagen ze elkaar aan.
Boy volgde aandachtig het spel...
En in dien glimlach herhaalde ze nogmaals heel zacht ‘Koning!’
‘Koningin’... fluisterde hij terug... week.