Maar toen zij, hun vader in het midden nemend, hand aan hand huiswaarts gingen, zag Boy al maar naar Robbie... of die ook iets merken zou...
En de kleinste... was heel stil.
‘Willen we nog even in Concordia wat gaan zitten, jongens?’
‘Nee vader!’ zei Boy snel, ‘liever niet!’
‘Och kom, wil jelui geen glas limonade?’
‘We gaan liever naar huis, vader... Maatje heeft hoofdpijn...’
‘We gaan toch!’ zei Smeder koppig.
‘Nee!’ zei Boy beslist.
Het scheen dat de kleine stem Smeder trof.
‘Is moeder dan al wéér ziek, jongens?’
‘Ja, hoofdpijn... zoo erg!’ zei Robbie, terwijl een pijnlijk trekje om zijn mond kwam.
Smeder voelde zich in een slechten luim..., die dalende prijzen... en nu Truus weer ziek.
Zoo gaarne had hij eens flink uitgeraasd thuis. Maar als Truus hoofdpijn had, zou hij zich in moeten houden... en dit maakte hem nòg korzeliger.
Hij vond haar op de sofa, een doek nog om het hoofd, hoewel de pijnen voorbij waren. Ook Truus was zenuwachtig en geprikkeld gestemd.
Vluchtig groette hij.
‘Wéér hoofdpijn?’ En er lag nadruk op dat... wéér.
‘Ja...!’
‘Je komt toch aan tafel?’