Brutaal optreden, dat zou het beste zijn.
Bij Linckman en Co werd hij even in de wachtkamer gelaten, omdat meneer aan de telephoon was, zei de bediende.
't Was hem, of deze bediende, zelfs de loopjongen aan zijn gezicht zien konden, waarvoor hij kwam, en stil glunderden.
‘Tuig!’ mompelde hij tusschen de tanden, en sloeg voor den vorm een tijdschrift open. Hij wachtte even, zag dan een bel en drukte er op.
‘Is meneer Linckman nu te spreken of niet?’ beet hij den boekhouder toe, die verscheen.
Hij werd binnengelaten.
Linckman was reeds een man op jaren, en ofschoon Smeder reeds in de veertig was, had hij het gevoel als een schooljongen voor zijn meester te staan. Die man had geld, had een groot kantoor en sterk staande zaak.
Het was dan ook bijna onverschillig, dat hij zei: ‘Ik kwam je eens spreken over de wissel, die morgen vervalt... je begrijpt... de malaise, de slapte aan de beurs... ik geloof niet... hem morgen geheel te kunnen voldoen... en ik wilde je vragen...’
‘Och mijn beste Smeder, je begrijpt... je begrijpt... je weet heel goed, dat ik in zaken niets begrijpen mag. Wij betalen onze wissels, zorg jij asjeblieft voor de jouwe, bovendien hebben wij dien niet meer, en is hij bij de Twentsche Bank, die hem morgen wel bij je presenteeren zal... ik kan daar niets aan doen...’
Smeder was van plan geweest met zachtheid tot uit-