De zeven voetvallen.
In de eerste helft der zestiende eeuw stond er op een klein kwartier afstands van Echt een kasteel, toebehoorende aan den edelen graaf Van Schatelein. Hij was even vroom en rechtvaardig als edel; ook zijne gemalin was een volmaakt toonbeeld van alle vrouwelijke deugden. Geen wonder dus, dat de zegen des hemels op hen rustte, en hun echt met vele telgen, het schoonste loon der deugdzame bruidsparen, gezegend was. Zeven dochters, in schoonheid en deugd het evenbeeld harer moeder, omringden den graaf en zijne echtgenoote, en waren de troost en blijdschap van hunnen ouden dag.
De zeven dochters waren huwbaar geworden, maar de tijd