De schepen-bokkenrijder.
Toen in de laatste helft der vorige eeuw de beruchte dievenbende der bokkenrijders alom in deze landen schrik en verwoesting verspreidde, gebeurde het eens dat zij tot hoofdman den schepen L., uit het vlek N........, verkozen.
De man was stoutmoedig en slim, ook zijne beide dochters Kaat en Mik had de schepen in de samenrotting opgenomen; zelfs had zijne Kaat reeds hare handen met bloed bevlekt, toen zij bij eenen aanslag te W......... eene arme vrouw, die uit een venster om hulp riep, door een pistoolschot van het leven beroofde.
Geheel onbewust van de zedeloosheid dier familie, waren er onder de menigvuldige mededingers naar de hand der rijke schependochters, twee flinke boerenzonen uit E...., Piet en Klaas. Toen deze jongelingen van de S......sche Donderdagsmarkt, op eenen keer wat laat waren vertrokken, overviel hen de duisternis te N........ zoodanig, dat zij besloten in L.'s schuur te overnachten. Zij kropen op het ingeschuurde stroo en sliepen weldra in. Om-