zijne lievelinge, en, toen hij terugkeerende zich spoedde, om haar aan zijn hart te drukken, zochten zijne blikken heur wezen te vergeefs op den drempel zijner woning, waar zij zoo vaak reikhalzend naar hem had omgezien; deuren en vensters vond hij gesloten, geen der zijnen was daar om hem te verwelkomen, en rondom zijn verblijf heerschte eene akelige, doodsche stilte. Binnentredende verbeidde hem een vreeselijk schouwspel. Zijn huisraad vond hij door elkaar geworpen, zijne kisten en kasten opengebroken, zijne kostbaarheden verdwenen, zijne schatten ontroofd, en .... zijne dochter zieltogend, badende in haar bloed.
Eenigen tijd nadien was Heldewé uit het Gulikerland verdwenen. Van hem heeft men nooit eenig spoor kunnen ontdekken, doch zijn geest keerde naar Sittard weer en telken nacht, tusschen twaalf en een, rent Heldewé's wagen, zonder door paarden te zijn getrokken, van uit de wolken naar het Gruizenstraalje en rolt daverend naar den Steenweg voort, alwaar de vader een bezoek brengt aan het graf zijner dochter, en daarna met zijn wagen in de lucht verdwijnt.
Mart. Jansen.