Limburgsche legenden, sagen, sprookjes, en volksverhalen. Deel 2
(1876)–H. Welters– AuteursrechtvrijAardmannetjes in Limburg.In Limburg aan de Maas liggen de bouwvallen van het oude slot Stein. Onder dit slot zijn vele gangen, die door aardmannetjes worden bewoond. Zij slapen bij dag en waken bij nacht. Dan loopen zij vond in de huizen om keukengereedschappen te leenen. Zij melken ook de koeien en stichten twist onder de dienstboden. Wanneer deze elkander duchtig afranselen, staan zij van verre te lachen en verdwijnen weldra in hunne schuilplaatsen. Ecrevisse. Te Doenrade onder Oirsbeek had eens een knecht rijstepap voor de auvermannetjes vervaardigd, maar had in plaats van brokken peperkoek, stukken van versleten schoenlappen in den pot gestopt. Nu ging hij boven het dampgat van den zolder liggen om den dwergen-maaltijd af te loeren. ‘Maar’, zei er een van het kleine volkje, ‘wat zijn de brokken hard!’ - ‘Wel’ zei een ander, ‘dat is eene poets van den knecht! Ga, vriend, men bespiedt ons, blaas dien baas het licht eens uit!’ - Des anderendaags had de malle knecht een oog verloren. J.H. Te Roggel op den Krekelsberg heeft men ook een gewezen verblijf der aardmannetjes; het volk verhaalt ervan, dat zij vaak des nachts potten en pannen kwamen leenen, welke zij vóór den morgen blank geschuurd terug bezorgden. Zij deden niet het minste kwaad, als men hen slechts stil liet begaan; zij hadden niet graag dat men hen aankeek. Men gelooft dat zij verdwenen zijn, omdat zij het klokkengelui niet konden verdragen. Ook zoude het kleine volkje gewoond hebben op den ‘Pijpersberg’ te Halen en bij ‘den Bisschop’ tusschen Nunhem en Heithuizen. J.J. Te Maasbree bleef in de vorige eeuw bij eenen brand, waardoor 22 huizen vernield werden, een huis te midden der afgebrande woningen ongedeerd. Men vertelt, dat dit huis van een man afkomstig was, die in den tijd dat er hier nog auverman- | |
[pagina 30]
| |
netjes woonden, zijn huisraad en alles wat ze noodig hadden, aan het kleine volkje placht te leenen, en dat dit huis daarom was gespaard gebleven. Ook hier werden de kleine geesten door het luiden der avondklok verbannen. H.U. Vroeger vertelde men te Venloo dat de auvermannetjes om 12 ure, wanneer het Angelus geluid werd, op het fort Beerendonk, ten oosten der stad, achter de groote kerk, uit den grond kwamen en dansten. Id. Korte dikke rookpijpjes, ook Feeënpijpen genoemd, worden ook in Limburg soms hier en daar in den grond gevonden. Hun oorsprong wordt veelal toegeschreven aan de reukoffers der Heidenen, waarbij die pijpjes werden gebruikt, om zich te bedwelmen en te verrukken. Hun tijd kan niet met eenige mogelijkheid bepaald worden, daar de mensch altoos tot de narcotische rookmiddelen zijne toevlucht nam om zijne ellenden door deze zorgbrekende middelen te verminderen en alzoo den beker van Lethe (het vergeten) van tijd tot tijd te drinken, ten einde althans voor oogenblikken den kommer, het zielsverdriet en de zorgen te vergeten, die wij allen in meerdere of mindere mate hebben. Vandaar dat men, wat den oorsprong dezer pijpjes betreft, geneigd is tot de grijste oudheid op te klimmen en tot Azië, de bakermat van het menschelijk geslacht terug te gaan. Andere geleerden beweren dat die pijpjes de eerste tabakspijpjes hier te lande zijn geweest. Het volk gelooft hier en daar dat de reuzen, alven, feeën en aardmannetjes oudtijds uit die curieuze pijpjes zouden gerookt hebben. Te Steil, in de gemeente Tegelen, kanton Venloo, vindt men een tamelijk hoogen berg, uit zandigen grond bestaande, en deel uitmakende van een soort van bergketen van gelijken aard, hoedanige men er meer in Limburg, op korten afstand van de rivier de Maas aantreft, en welke berg den naam draagt van Spekberg. De overlevering leert, dat oudtijds in dezen berg, waarin men vroeger wel eens oudheden gevonden zou hebben, een klein menschenras, of de zoogenaamde aardmannetjes, gewoond en uit kleine pijpjes gerookt zoude hebben. - Zeker iemand, wiens naam wij niet zullen noemen, die aan den voet van dezen Spekberg geboren en opgevoed was, kreeg omstreeks het jaar 1832, den zonderlingen inval, ten einde bovengemelde overlevering kracht bij | |
[pagina 31]
| |
te zetten, om eenige dusdanige kleine pijpjes te laten bakken en ze daar in den grond neer te leggen, om ze later, als de nalatenschap dezer aardmannetjes weder op te graven en ze aan zijne medeburgers te vertoonen. Hiermede nog niet te vreden, schreef hij over die vondst een stuk en gaf er door den druk meerdere bekendheid aan. De Belgische regeering liet de zaak onderzoeken en nu moest onze vernuftige Spekberger tot de bekentenis komen dat hij een bedrieger was. - Ongeveer vijf kwartier uur gaans ten noorden van den Spekberg, en een half uur van Venloo verwijderd, vindt men eenen anderen berg, die de Ketelberg heet en op welken nu en dan 's nachts vuren gezien zouden zijn. Brengen ons nu de aardmannetjes uit den Spekberg naar het Heidendom terug, niet minder doen dit de vuren van den Ketelberg en hoogst waarschijnlijk is het, dat beide wijzen op de vuurvereering onzer heidensche voorouders, en zoo met elkander in verband staan.Ga naar voetnoot(1) |
|