In het rijk der bijen is volop revolutie en barrikadengevecht; de jongere bevolking emigreert met de jeugdige koningin om een eigen rijk te stichten. De gansche insectenwereld begint te herleven; rupsen, kevers en torren van allerlei soort vertoonen zich soms op schrikbarende wijze; de vlinder fladdert van plant tot plant en legt zijne eieren, waaruit de verslindende rupsen te voorschijn komen.
De zeis woedt onder de grashalmen: het is hooioogst. Des Zondags doorwandelt de landman zijne welige landerijen en bidt: o Heer! bewaar ons voor hagelslag en oorlogsrampen.
De maand Juni wordt aldus genoemd ter herinnering aan den consul Lucius Junius Brutus. Karel de Groote noemde Juni ‘Brachmanoth’, van brahha, Angelsaksisch, breken of omploegen van het akkerland tot ontvangst van het winterzaad. De Fransche Republiek noemde hem ‘Prairial’ of Weide-maand, van den 20. Mei tot den 18. Juni. De Nederlandsche benaming is zomermaand, wijl in deze maand, namelijk den 21., de zomer een aanvang neemt; dan beginnen de dagen af te nemen, vandaar het spreekwoord: ‘Wanneer de nacht te lengen begint, de hitte dan ook zich het felst bevindt’.
Boerenspreekwoorden. Noordenwind in Juni waait het koorn in het land. Juni droog, meer dan nat, vult de schuur en ook het vat. Te veel en koude regens in Juni schaden wijn- en bijenstok. Regen in Juni brengt goede haver en slecht hooi. Regen van s. Jan neemt den wijn weg en geeft geen brood. Juni nat en koud bederft het geheele jaar. Wanneer de koekoek roept na s. Jan, dan komt er duurte. Vóór s. Jan, bidt om regen; na s. Jan komt hij ongelegen. Na s. Medardus komt geen vorst meer, die den druiven nadeelig is. Wat s. Medardus geeft voor weer, brengt hij ook in den oogsttijd weer. Schoon weder op 1. Juni, een gezegend jaar. Rijpe aardbeziën om Pinksteren, dan ook een gezegend wijnjaar. (15) Als het regent met s. Veith, dan regent het zes weken in eenen tijd. Als het in Juni veel dondert, komt overvloed van koorn.