Feesten, zeden, gebruiken en spreekwoorden in Limburg
(1982)–H. Welters– Auteursrechtelijk beschermdMei.Voorbij is thans de winter met zijne regens en stormen; duizenden fraaie bloempjes smukken het groene veldtapijt; duizenden geurige bloesems aan boom en struik, door de lentekoeltjes gewiegeld, bewierooken den dampkring; duizenden gevederde zangers kweelen hunne liefde-hymnen in de lommer der boschages; duizenden insecten, goudglanzende kevers, bontgeschakeerde vlin- | |
[pagina 41]
| |
ders, door een warmer licht gekoesterd, vermeien zich al gonzend in het hemelruim van azuur; duizenden graanhalmen zijn reeds opgeschoten, en zelfs hier en daar verbreekt eene jeugdige korenaar het teeder omhulsel. De nijvere bijtjes beginnen te zwermen, de welige wijnstok wordt besnoeid. De lievelings-maand, de maand van lust en leven, de zoete Bloei-maand Mei is gekomen!... Maar, lieve lezer! Wat zal ik u den schoonsten der maanden pogen te beschrijven? Gij zijt ja zelf wel eens of meermalen met een paar gezonde oogen, opmerkzame ooren en een gevoelig hart, op eenen frisschen Mei-ochtend naar buiten geweest, om een wandeltoertje te maken in de vrije natuur. Voeldet gij dan geen nieuw bloed in uwe aderen stroomen, uwen boezem zich niet vrijer verheffen? Waart gij dan niet bezield met nieuwe hoop en verschen moed om den strijd des levens te doorworstelen? En hebt gij alsdan, in de bewondering der verjongde natuur en in de aanbidding van haren algoeden Schepper, geen inniger genot gesmaakt dan bij het lezen der ontelbare liederen en beschrijvingen, welke de liefelijke Mei ooit uit het overstelpt dichterlijk gemoed deed vloeien?.... De Mei-maand heet ook Bloei- of Wonnemaand, van winnen, gewonnen, gignere (onder Karel den Grooten: ‘Wunnimanoth’, wegens de herlevende kracht der natuur, de wonne of lust, welken de bloeitijd medebrengt, gelijk de oude Minstreelen zongen: ‘Mei- Mei- Mei- du wonnevolle tyd!’ Maar ook zelfs in Mei is het schoon weder niet altijd bestendig; de landman heeft zelfs gaarne Mei koel en nat, want die ‘vult de schuur en ook het vat’. Bij de Romeinen heet deze maand ‘Majus’, wegens Maja, de moeder van Mercurius. De Fransche republikeinen noemden Mei ‘Floréal’, van den 20. April tot den 19. Mei, of Bloei (bloemen)maand. De maand Mei, zegt Grave in zijn Républ. des Champs Elysées, iii. bl. 95, beteekent in oud Duitsch maid, meid, meisje, puella, alzoo Mei-maand, maand der meisjes. Op den eersten Mei-dag worden voor de deuren der huwbare meisjes meien of bontversierde berken- of dennentakken geplant. Te Sittard wordt voor het meisje, waar een jongman boos op is, een doornenstruik met kervel geplant. Deze mei strekt haar tot eene groote schande. Te Buggenum en omstreken werd ‘de mei’ op de vorst of nok van het huis geplant. Vandaar het werkwoord mei-planten of meien, hetwelk ook nog gedaan wordt bij inhaling van personen van aanzien, zooals bisschop, pastoor en burge- | |
[pagina 42]
| |
meester, alsook ter gelegenheid der groote processie van het h. Sacrament of de bronkGa naar voetnoot(1)-processie, en eindelijk ter gelukwensching bij naamfeesten, wanneer men een mei of bloemruiker in eenen krentenkoek, eene taart of peperkoek steekt (vandaar het werkwoord ‘besteken’ d.i. iemands naamfeest vieren), welken men dan 's avonds voor het feest met de daarbij behoorende geschenken aan den feestvierenden persoon aanbiedt onder het plechtig spreken der volgende woorden: ‘Dezen avond is het de avond en morgen de dag, dat men sint N.N. besteken mag; 't is niet al te fijn, maar wij hopen dat het u aangenaam zal zijn’. Mei-planten, dat is een boom met een ruiker of mei versierd planten, geschiedt bij nieuw gebouwde woningen, nieuwe herbergen, enz. Men herinnert zich hierbij ook nog aan de zoogenaamde vrijheids-boomen uit de Fransche revolutie en uit 1830, den Belgen-tijd. Boerenregels: Mei warm, geeft een goed jaar. Dauw in Mei en April maken goede Augustus en September. Avonddauw en koelte in Mei brengen veel wijn en veel hooi. Een bijenzwerm in Mei is zooveel waard als een voeder hooi, maar een bijenzwerm in Juni, loont de moeite niet om hem af te doen. Als in Mei de houtduiven veel schreeuwen wordt het schoon weder. Mei niet te koud en niet te nat, vult de schuur en ook het vat. Vóór s. Servaas is men niet behoed voor nachtelijke vorst. - 25. S. Urbanus is ook zelfs gevaarlijk. Regen in den s. Walburgisnacht heeft schuur en kelder steeds voorraad gebracht. Het weder van O.L. Heer Hemelvaartsdag, ook zoo den heelen herfst zijn mag. De Mei-koningin, Meilief of Meiliefste. Te Beek, Geleen, Oirsbeek, Klimmen, Merkelbeek, Schinveld, alsook te Epen, Mechelen, Vijlen, Vaals, Simpelveld, Ubachsberg, Eis, Wylré, Gulpen, Slenaken enz. worden op den 1. Mei of den eersten Zondag in Mei, de huwbare meisjes door de jongmans onder elkander verdeeld en ook wel in de herberg op suikerbier of gesuikerd rood onthaald. Deze meisjes worden dan ‘meiliefsten, meilieven of mei-koninginnen’ genoemd. Bedoeld gebruik heeft eenige overeenkomst met dat der Engelsche ‘Valentines’ op den 14. Februari. Het dichterlijke van dit Limburgsch gebruik, hetwelk den voortreffelijken Limburgschen zedeschilder Ecrevisse aanleiding gaf tot zijne roerende novelle het Meilief van Geleen, is al meer en meer | |
[pagina 43]
| |
op den achtergrond geraakt, doordien het veelal aanleiding geeft tot drinkgelagen, balddadigheid, minnenijd, klop- en vechtpartijen, en gevolgelijk in een onkiesch misbruik ontaardt, dat alle afkeuring verdient. De Mei-maand, de maand van Maria. Daarentegen is het stichtend en zalig gebruik der katholieke volkeren om deze geheele Bloemen-maand aan Maria, ‘de schoonste bloem van hemel en aarde’, geheel en bij uitnemendheid toe te wijden, ook in ons Limburg overal in zwang. Moeiten noch kosten worden gespaard om het altaar van O.L. Vrouw en hare beeltenis in de kerken, kapellen en particuliere woningen voor dit lange feest van 31 dagen te versieren. Het is vooral in deze schoone Maria-maand dat het bijwonen der h. Mis in den vroegen ochtend, maar nog meer het druk bezochte Avondlof en de Rozenkrans, - wanneer bij flikkerend kaarslicht, bij geurige bloem- en wierookwalmen de zilverreine maagden- en kinderstemmen den lof der allerreinste en minnelijke Moeder-maagd uitgalmen; wanneer het eenvoudig maar doeltreffend woord van den geestelijken herder de verheven deugden van Maria ter navolging voorstelt, hare macht verheft, hare goedheid aanprijst, - een der aandoenlijkste en dichterlijkste tafereelen van ons godsdienstig volksleven oplevert. Men kan met waarheid zeggen, dat deze uitwendige huldebetooning ongetwijfeld de innige gevoelens van diepen eerbied en onbegrensd vertrouwen bewijst, die het Limburgsch volk jegens Gods Moeder bezielen. En zoolang hier te lande deze zoete eeredienst - die zich nog overigens in broederschappen, bedevaarten en vooral in het gemeenschappelijk avondgebed van den h. Rozenkrans openbaart, en waaraan het kinderlijk gemoed des volks, het hart van den waren katholiek nog meer aandeel in neemt dan wel zijn verstand van de hooge waardigheid van Maria - zal leven en bloeien, zoolang zal ook door de voorspraak van de H. Maagd, het waar geloof onder ons bewaard blijven en zijne zegeningen voor tijd en eeuwigheid verspreiden. Pinksteren. Op dezen dag vieren de katholieken de nederdaling van den H. Geest over de Apostelen en de stichting der h. Kerk. In vroegere eeuwen bestond het gebruik op dezen dag in de kerken bloemen en frisch loof te strooien en berkentakken te planten, vanwaar dit feest ook het bloemenfeest heette. Dit geschiedt thans bij gelegenheid der groote processie, op vele | |
[pagina 44]
| |
plaatsen bronk genoemd, wanneer het h. Sacrament plechtig wordt rondgedragen en ook gewoonlijk de bronk- of zomerkermis wordt gevierd. De Pinksterbloem. Op vele plaatsen in Limburg is het gebruik der Pinksterbloem nog in zwang, als te Merkelbeek, Brunsum, Schinveld, Broekhuizenvorst, Horn, enz. De Pinksterbloem, ook Pinksterbruid genoemd, is gewoonlijk een klein, in het wit gekleed en met bloemen gekroond meisje, dat door hare gezellinnen wordt gedragen of geleid bij de voorname ingezetenen des dorps en daarvoor eenig geld of lekkernij ontvangt, welke de speelgenootjes daarna in onschuldige vroolijkheid verteren. De Pinksterbloem mag niet spreken. Te Horn, bij Roermond, versieren zich op Pinksternamiddag de kinderen met korenbloemen en gekleurd papier en trekken door het dorp al zingende: Pinksterbloem, slechte roem!
Gij hebt zoolang geslapen;
Hadt gij vroeger opgestaan,
Dan waart ge mijn kameraadje!
Zij zingen voor de deuren der voornaamste ingezetenen, maar bekomen er niets voor. Deze optocht te Horn, schijnt een overblijfsel te zijn van een vroeger gebruik, dat er nog in de eerste helft dezer eeuw in zwang was. De jongen (of het meisje), die op Pinksterdag zijne koeien het laatst in de weide bracht, werd Pinksterbloem genoemd, met bloemen en linten bekranst en in den namiddag plechtstatig door het dorp rondgevoerd onder het zingen van bovengemeld liedje. Te Blitterswijk, werd de Pinksterbloem door twee ‘leidsters’ gevoerd, die voor elke woning stil hielden en bloemenstrooisel uitwierpen, terwijl de troep zong: Daar komt die vurige Pinksterbloem aan,
Daar komt zij aangegangen,
Met een schoon rozenhoedje op,
Al met twee bloeiende wangen!
Dit zingen de vogeltjes jong en oud,
Zij dansen en zij springen
Allé, allé, als goud-amathée
Zoo fijn, zoo fijn als rozemarijn.
Pinksterbloem is opgestaan,
| |
[pagina 45]
| |
Alleen, alleen naar bedde gegaan,
Al met twee bloeiende wangen,
Al met een gouden wagen,
Al met een gouden zweepstok,
Met een schoon rozenhoedjen op,
En al mijn geld en goed is op!
Voor het bijeengehaalde werd dan aan koffie, mik, eierkoek en rijstepap gesmuld. In de Pinksterdagen ziet men te Sittard kinderen, van buiten wonende landbouwers, het hoofd, de leest en de polsen omwonden met kransen van roode kollen en blauwe korenbloemen, om eene fooi, langs de deuren gaan al zingende: Pänkste broet
De wien is oet
Tappe, tappe bijer.
(Pinksterbruid, de wijn is uit, tappen, tappen bier.)
|
|