onderscheid aan: het herdersdicht is een eenvoudig getooide herderin, het lierdicht een ‘vercierde’ hofjuffer.
Ook het blij- en treurspel zijn kinderen van het herdersdicht. De reden van het geloof in deze samenhang is ons al uit eerdere opmerkingen bekend: samensprekende personages en de aanwezigheid van reien zijn kenmerkend voor de herderszangen en derhalve is de dramatiek uit het herdersdicht af te leiden. We lezen nog een aardige opmerking, het onderscheid betreffende tussen blijspel en tragedie: het blijspel is afkomstig uit stedelijke burgergezinnen, en de tragedie stamt van het vorstelijke hof; vandaar haar hoogdravender stijl. Het is wellicht goed op te merken dat de auteur, zich met deze herkomst bezighoudend, terwijl hij begonnen is met een overzicht van de klassieke herderspoëzie, nu helemaal niet denkt aan zijn plan en spreekt over tragedie en blijspel in eigen, renaissancistische cultuurkring.
Tenslotte het heldendicht. Dat kan toch moeilijk geacht worden uit het herdersdicht ontsproten te zijn? Wellekens weet één mogelijkheid om dit toch te rijmen, verwijzende naar de herder-koning David, die daarmee een centrale plaats in de ontwikkelingen der literaire genres toegewezen krijgt: van herder tot koning en legeraanvoerder is een parallelle ontwikkeling als van herdersdicht tot epos!
En dan komt Theocritus ter sprake, die geheel ‘naar den veldtrant’ geschreven heeft, hoewel ook hij in verhevener stijl gedicht heeft. Wat de vorm van Theocritus' Idyllen betreft, vinden we ‘enkele’ en ‘gemengde’, dat wil dus zeggen: met één of met meer sprekende figuren, dus zuiver lyrisch of dramatisch van bouw.
Een tweede belangrijke Griekse dichter is Bion, die, naar de overlevering, lang in Sicilië geleefd heeft. Zijn stijl wordt door Wellekens gekenschetst als meer onderscheiden van de herderstaal dan die van Theocritus. Bion laat dus een hoger stijl horen.
De derde Griek is Moschus, ook een Siciliaan. Volgens sommigen, vertelt Wellekens, ligt diens stijl tussen de eerder genoemden in. De trits dient dan als volgt gezien te worden: Theocritus - Moschus - Bion, waarbij de eerste het meest herderlijk geschreven heeft.
Na nog een enkele naam genoemd te hebben (Aratus, die over de sterren schreef, wat eigenlijk een herderlijk onderwerp is, daar de des nachts in de buitenlucht vertoevende herders veel wisten over de loop der sterren en, om even een bijbels verhaal hier aan toe te voegen, derhalve zoveel konden zien in de geboortenacht van Christus!) gaat