A. De geschiedenis van het herdersdicht
1 De klassieke overlevering
We krijgen nu allereerst een overzicht van de herkomst der pastorale poëzie, zoals klassieke auteurs die meedelen. Nauwkeuriger gezegd: er volgt een overzicht van min of meer mythologische verhalen aangaande het ontstaan van het bucolicon. Wellekens kiest in geen enkel opzicht uit de veelheid der overleveringen, maar hij vertelt na wat hem elders getroffen heeft.
Boeiend is het dat de mythologische overlevering nog nauwelijks historische kritiek ontmoet en daarmee is Wellekens' nog renaissancistische kijk op de letterkunde voor de eerste, maar niet de laatste maal gegeven. Hij kent, zoals blijken zal, de historische ontwikkeling van het herdersdicht zeer goed, maar dat is voor hem nog geen reden de oer-oude verhalen over het ontstaan ter zijde te schuiven als onhistorisch. Integendeel, mogen we wel zeggen, in dat soort overleveringen schuilt voor hem nog veel, of misschien zelfs wel diepe waarheid.
In de renaissance ligt deze zaak ongeveer als volgt: naast de geschiedenis van de mensheid zoals de Bijbel die geeft, naast de geschiedenis der oudheid en van de nieuwere tijd, is er ook nog de ‘mythologische’ geschiedenis, die onder het mom van wonderlijke verhalen, werkelijkheden mededeelt over een verleden, dat niet nauwkeurig in jaartallen vastgelegd kan worden, maar dat toch parallel loopt aan de veel nauwkeuriger vast te stellen chronologie van bijbelse en wereldse geschiedenis. Ik ga er hier niet op in dat de renaissance het een heel eind gebracht heeft in het plaatsen van jaartallen bij mythologische verhalen, waardoor dit gebied van onderzoek zonder meer in het historische onderzoek betrokken kon worden. De werkwijze van Wellekens moge met een enkel voorbeeld verduidelijkt worden.
Als eerste uitvinder van de herderspoëzie noemt de auteur, in navolging van Diodorus Siculus, de herder Dafnis. Op twee wijzen wordt deze herder Dafnis in de geschiedenis betrokken. Allereerst krijgt hij een niet welomschreven, maar wel oriënterend jaartal mee: Dafnis leefde, volgens sommigen, vóór de Trojaanse oorlog. In de