[Zwilg]
ZWILG, zwilk, z.n., o., des zwilgs, of van het zwilg; het meerv. is buiten gebruik. Zeker gegomd linnen, eene soort van trielje: met swilligh en swart linnen. Breder.
Zwilg, zwilk, hoogd. zwillich. Eigenlijk is zwilg een linnen weefsel uit dubbele draden gemaakt, van zwillen, twillen, dubbel maken; en trielje, hoogd. drillich, een weefsel van driedikke draden, van het oude thrilic, drievoudig.