Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 451]
| |
Van geheele rijen soldaten: zij zwenken zeer gelijk. Zwenk! Ook figuurlijk: toen hij zag, dat zijne bedoeling zoude missen, zwenkte hij, voegde hij zich bij eene andere partij. Hij was al schielijk gezwenkt, van denk- en handelwijs veranderd. Van hier zwenker, zwenking. |
|