Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Zweetdrank] ZWEETDRANK, z.n., m., des zweetdranks, of van den zweetdrank; meerv. zweetdranken. Verkleinw. zweetdrankje. Van zweet, zweeten, en drank. Een drank, om te doen zweeten: ik heb eenen zweetdrank ingenomen. Vorige Volgende