[Zullen]
ZULLEN, hulpw., onregelm. Van dit hulpw. is niets meer in gebruik, dan ik zal, zoude en zullen; en hierdoor worden de toekomende tijden van alle werkwoorden gevormd: ik zal schrijven, zoude schrijven, te zullen schrijven, enz. Gij zult mij dienst doen. Hij zoude mij gezegd hebben. Zoude het mogelijk zijn! Ook wordt het voor mogen, geoorloofd zijn, gebezigd: ik zeg u, dat gij zulks niet doen zult. Gij en zult geen andere goden voor mijn aangezichte hebben. Bijbelv.