[Zorgelijk]
ZORGELIJK, bijv. n. en bijw., zorgelijker, zorgelijkst. Van zorg, zie lijk. Zorg aanwendend: gij zijt altoos even zorgelijk. Zorg veroorzakend: zij bevindt zich in zeer zorgelijke, kommerlijke, gevaarlijke, omstandigheden. Ende als de vaert nu sorgelick was. Bijbelv. Van hier zorgelijkheid.