[Zijp]
ZIJP, z.n., vr., der, of van de zijp; zonder meerv. Zekere landstreek in Noordholland, zijnde een uitgemalen meer, ten noorden van de stad Alkmaar: tot aan de zijpe. Hooft. Ook een vaarwater bij Oost-duveland, waarvan bij M. Stok.: ter zijpe. Zie het volgende zijpelen.