[Zamenzwering]
ZAMENZWERING, z.n., vr., der, of van de zamenzwering; meerv zamenzweringen. Van zamen en zwering, van zweren. Zamenspanning met eenen eed: welk eene heillooze zamenzwering! Evenveel welke verbintenis tegen eenen Vorst, of Staat: de tallooze deelhebbers aan die zamenzwering. De zamenzweringen vermenigvuldigden.