Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 256]
| |
den wouterman; meerv. woutermans. Bij de timmerlieden, een latje, dat men waterpas aan eenen muur, of eene plank, vastspijkert, om er het einde van eene plank op te leggen: die wouterman is niet breed genoeg. |
|