Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Wonderbloem] WONDERBLOEM, z.n., vr., der, of van de wonderbloem; meerv. wonderbloemen. Van wonder en bloem. Eene bloemplant van drie verschillende soorten: gegaffelde wonderbloem, langbloemige wonderbloem; en de bloem van die plant. Vorige Volgende