Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 203]
| |
zonder meerv. Eigenlijk, de keur van den wil; vrij besluit, vrije verkiezing: het staat aan uwe willekeur. Van iemands willekeur afhangen. Ook grillige verkiezing, welke op geene redenen rust: het is niet dan willekeur, waarnaar hij handelt. Oulings in het hoogd. en holl. ook eene overeenkomst, een verdrag; zoo als willekeuren, bij Kil. overeenkomen; en bij Halma is willekeur nog, even als bij Kil., en in het hoogd., eene ordonnantie. Van hier willekeurig, enz., willekeurlijk, bij Halma en Siegenbeek, evenveel, als willekeurig. Willekeur, hoogd. willekühr, zweed. willkor, komt van wil en keur. |
|