hangen. Vond. Zoo is eene wilde landstreek die niet bebouwd, en door menschelijk opzigt geregeld wordt. Wild vleesch is vuil vleesch, dat tegen den wil van den heelmeester in eene wonde groeit. De wilde zee is bij Kil. de oceaan, die onbeperkt rondom den aardbodem loopt: het natte gebroetsel der wilde zee, rontom hem hene huppelende. Vond. In het wild is zonder toedoen van menschen: die boomen groeijen daar in het wild. Ongeregeld, en ongeordend: alles ligt hier in het wild. Nu laet de stroomgodin het haer in 't wilde spreien. Vond. In het wild loopen, is, in verwarring geraken: hij laat alles in het wild loopen. Of zonder opzigt en orde rond loopen en dwalen: waarom
loopen die kinderen daar zoo in het wild? Van hier wild, z.n., wildeling, Kil. - wildernis, wildheid. Zamenstell.: wildeman, wildkoorn, wildruit, wildvang, wildvreemd, wildzang, enz. Verwilderen, enz.
Wild, zweed., eng., hoogd. van oudsher wild, vries. wield, is een oorspronkelijk woord, dat de eerste der opgenoemde beteekenissen aan zijnen klank verschuldigd schijnt.