[Wikker]
WIKKER, z.n., m., des wikkers, of van den wikker; meerv. wikkers. Soms evenveel als wigchelaar, navorscher van toekomstige dingen: waarop ons noodlotwikkers. Vollenh. Elders wikkelaar: de tong van 's Bloedtgodts wikkelaar. Vollenh. Van hier wikkerij, Kil. Wegens eene vrouw bezigt men wikster.