[Wijzigen]
WIJZIGEN, bedr. w., gelijkvl. Ik wijzigde, heb gewijzigd. Ten opzigte van wijze en manier schikken: men poogde alles zoo en zoo te wijzigen. Een besluit wijzigen is bepalen, op welke wijze het beslotene uitgevoerd worden zal. Van hier wijziging. Van wijze.