Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 190]
| |
hoogd. weinachten; het meerv. in plaats van het enkelv., dat inmiddels in weihnachtsabend, enz. voorkomt. Van nacht, en dat wie, waaruit wierook zamengesteld is. Zie wierook. |
|