in den man, is de wijsheid in de kan, is de wijndrinker daarvan ontbloot. Water in zijnen wijn doen, zijne vorderingen, of beweringen, wat matigen, en verminderen. Voorts geeft men den naam van wijn in de zamenstell.: aalbessenwijn, brandewijn, korenwijn, enz. aan verscheidene sterke dranken, en in die van wijntros, enz. aan de wijndruiven. Van hier wijnachtig. Zamenstell.: wijnappel, wijnazijn, wijnbak, wijnbalg, wijnberg, wijnbezie, wijnblad, wijnbouw, wijnbuik, wijndadel, wijndrager, wijndrinker, wijndroesem, wijndronken, wijndruif, wijndruppel, wijnedik, wijnflesch, wijngaard, enz. - wijngeest, wijngeur, wijngewas, wijnglas, wijngod, wijnhandel, wijnhuis, wijnjaar, wijnkan, wijnkelder, wijnkenner, wijnkoop, wijnkooper, wijnkraan, wijnkrans, wijnkruik, wijnkuip, wijnkuiper, wijnland, wijnlezen, enz. - wijnlucht, wijnmaand, wijnmeten, enz. - wijnmoer, wijnoogsten, enz. - wijnpacht, wijnpeer, wijnpeilen, enz. - wijnpersen, enz. - wijnpijp,
wijnplenging, wijnplukken, enz. - wijnpomp, wijnproever, wijnrank, wijnreuk, wijnromer, wijnroeijen, enz. - wijnruit, wijnsaus, wijnschaal, wijnsmaak, wijnsoep, wijnsteen, wijnstok, wijnstoop, wijntapper, wijnteelt, wijntint, wijnton, wijntros, wijnvat, wijnverlaten, enz. - wijnwerker, wijnzak, wijnzuiper, enz. - Aalbessenwijn, afscheidswijn, alantswijn, alikantenwijn, alsemwijn, avondmaalswijn, Bourgognewijn, brandewijn, Bremerwijn, bruiloftswijn, kanariewijn, champagnewijn, Constantiawijn, druipwijn, eerewijn, haalwijn, Hogheimerwijn, Johannisbergerwijn, kandeelwijn, kaneelwijn, kermiswijn, korenwijn, lekwijn, Mallagawijn, Medocwijn, Moezelwijn, morellenwijn, morgenwijn, moutwijn, muskaatwijn, Neckarwijn, offerwijn, Pontacwijn, Portwijn, Rhijnwijn, rozijnenwijn, scheutwijn, spoelwijn, steinwijn,
tafelwijn, Tokaijerwijn, verbondswijn, vlierwijn, enz.
Wijn, neders. ook wijn, hoogd. wein, Kero, fr., zweed., angels. vin, eng., Willer., Tatian. wine, vries. wien, pool. wino, wend. vinu, walach, ginu, gr. ᾽οινος, komt van een Oostersch וין, verwant aan het hebr. יין.