denkelijk, of hetzelve voor een vrouwelijk wezen, dat daarmede begroet wordt, ook iets beleedigends insluit, uit hoofde waarvan men doorgaans liever vrouw bezigt. Nu kent dit
laatste aan haar, die men daarmede bestempelt, evenveel gezag toe, als meester, of heer, aan den man, dien men dus noemt; zie vrouw. En wijf is enkel een vrouwelijk wezen, dat niet jeugdig meer is, of iemands echtgenoote. Dit blijkt uit M. Stoke, daar hij schrijft: hi, en vrouwe Gheve, sijn wijf. Sijn wijf, vrouwe Peternelle enz. Daar wijf dus in zijnen oorsprong zoo vereerend niet is, als vrouw, geeft men in onze beleefde dagen dezen laatsten naam bij voorkeur aan een wijf, waaraan men eenigen eerbied bewijzen wil. Daarentegen bevat het verkleinw. wijfje iets liefkozends, of minzaams: wel wijfje, hoe gaat het? Hoor eens, wijfje lief! En men geeft aan dieren van het vrouwelijk geslacht steeds den naam van wijfje: het wijfje treurde zich om den dood van het mannetje dood. Van het vee, dat niet reijn en is, twee, het manneken ende sijn wijlken. Bijbelv. Voorts geeft men aan het vrouwelijk geslacht van dieren, die daarvoor geenen onderscheidenden naam hebben, hunnen algemeenen naam in vereeniging met den tweeden naamval van wijfje, of vormt men de benamingen van wijfjesarend, wijfjesvos, enz. Den tweeden naamval van wijf voegt men achter goed, in: hij is goed wijfs. Eindelijk draagt het grootste slag van stokvisschen den naam van oud wijf, eng. oldwife, fr. vieille, Linn. vetula, en geeft men dezen naam aan eenen man van een vrouwelijk karakter: het is een oud wijf van eenen karel. De spreekwijze:
er blijft geen oud wijf bij het spinnewiel, beteekent, al wat leeft, komt op de been, om het een, of ander, te zien of bij te wonen. Van hier wijfachtig, wijflick, Kil., wijfsch, wijveloos, wijven, werkw., wijverij en tweewijverij, veelwijverij, enz. Zamenstell.: wijvenbeul, wijvenklopper, wijvenpraat, wijvensmijter, enz. Appelwijf, groentwijf, melkwijf, vischwijf, enz.
Wijf, neders. wief, vries. wiev, angels. wife, zweed. vif, oudd. wip, wib, hoogd. weib, is verwant aan het schotsche oiwe, ovi, voedster, voedsel aanbrengend.