[Wegstelen]
WEGSTELEN, bedr. w., ongelijkvl. Ik stal weg, heb weggestolen. Van weg en stelen. Stelende wegnemen: draag zorg, dat het niet weggestolen worde! Zich wegstelen, is, even als het hoogd. sich wegstehlen, steelswijze weggaan, wegsluipen: gelijck als het volck sich wechsteelt, dat beschaemt is. Bijbelv. Vries. weistelle.