Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Wegsterven] WEGSTERVEN, onz. w., ongelijkvl. Ik stierf weg, ben weggestorven. Van weg en sterven. Heensterven: ja die met ziel en lijf wechsterven en versmachten. Z. Heijns. Vorige Volgende