Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 112] [p. 112] [Wegsjouwen] WEGSJOUWEN, bedr. w., gelijkvl. Ik sjouwde weg, heb weggesjouwd. Van weg en sjouwen. Al sjouwende wegbrengen: ik liet het hout wegsjouwen. Vorige Volgende