[Wegdragen]
WEGDRAGEN, bedr. w., ongelijkvl. Ik droeg weg, heb weggedragen. Van weg en dragen. Al dragende verwijderen, en uit het gezigt brengen: sij droegen wech de steenen van Rama. Bijbelv. Behalen: den prijs wegdragen. Van hier wegdraging. Zie voorts wegtorschen.