Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Weenen] WEENEN, z.n., o., des weenens, of van het weenen; zonder meerv. De eigennaam der hoofdstad van Oostenrijk. Van hier weener. Dit woord luidt in het hoogd. wien, fr. vienne, lat. vienna, en vindobona. Vorige Volgende