[Wederspel]
WEDERSPEL, z.n., o., des wederspels, of van het wederspel; zonder meerv. Van weder en spel. Oulings, even als het hoogd. widerspiel, tegendeel: soo, im widerspil, onse burgers, enz. v. Hass. Van hier wederspels, het achterste voor, bij Kil.