Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 64]
| |
helft; meerv. wederhelften. Van weder en helft. Eene vleijende benaming van eene echtgenoote: hij verloor zijne dierbare wederhelft. |
|
[pagina 64]
| |
helft; meerv. wederhelften. Van weder en helft. Eene vleijende benaming van eene echtgenoote: hij verloor zijne dierbare wederhelft. |
|