[Waarde]
WAARDE, z.n., vr., der, of van de waarde; zonder meerv. De graad van voorrang, met betrekking tot de schatting van andere dingen, het denkbeeld van den voorrang en de deugdelijkheid eener zaak. Eener zaak eene groote waarde bijzetten. De wetenschappen behouden hare waarde. Iemand in zijne waarde laten, over deszelfs waarde niet beslissen. De innerlijke waarde, de innerlijke deugd, welke bij alle omstandigheden geschat wordt; in tegenoverstelling der uiterlijke waarde, die van toevallige omstandigheden afhangt, en ook prijs genoemd wordt. Inzonderheid met betrekking tot het geld, als den aangenomenen maatstaf der waarde. Honderd guldens aan waarde. Munten van geringe waarde; waar het echter de innerlijke waarde, of het gehalte beteekent. De waarde voor iets ontvangen, d.i. de hoegrootheid der waarde naar het geld berekend. In den wisselstijl schrijft men: de waarde hiervoor ontvangen. Somwijlen wordt het ook voor prijs gebruikt, als: in waarde stijgen. Zamenstell.: geldswaarde. Van hier waarderen, schatten, waardijn, iemand, die aangesteld is om den aard en de waarde der metalen, vooral van goud en zilver, te onderzoeken, zoo als in de munt.