is twee duizend guldens waard. Hoe veel is dat stuk goeds waard? Het is veel waard, niets waard. In vergelijking met elk ander ding van bekende waardering, daar dit dan of door het omschrijvende dat uitgedrukt wordt, als: de zaak is niet waard, dat ik er aan gedenk. Gij zijt niet waard, dat de zon u beschijnt. Hij was waard, dat men hem kwelde, hij had het verdiend. Of door middel van een naamwoord, hetwelk dan, gemeenlijk, in den tweeden naamval staat. Het is der moeite niet waard. Ook beteekent het eenen hoogen graad van aanspraak op iemands achting hebbende, als: mijn beste, waarde vriend. Die zaak is mij zeer waard. Hij is mij waarder dan zij. Doch, van zaken gesproken gebruikt men, in plaats van de trappen van vergrooting, meer, minder, het meeste, het minste. Deze zaak is mij meer waard dan die andere. Dit boek is mij minder waard. Van alle deze zaken is dit mij het minste en dat het meeste waard.
Waard, hoogd. werth, reeds bij Ulphil. vairths, zweed. värd.