Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Waaktoren] WAAKTOREN, z.n., m., des waaktorens, of van den waaktoren; meerv. waaktorens. Van waken en toren. Een toren, waarop men wacht houdt, om de aankomst des vijands te ontdekken. Vorige Volgende