[Vrouwachtig]
VROUWACHTIG, bijv. n., vrouwachtiger, vrouwachtigst. Van vrouw en achtig. Aan eene vrouw gelijk: hij heeft een vrouwachtig voorkomen. Tot vrouwen genegen: een vrouwachtig man verwaarloost dikwijls de gewigtigste zaken. Als bijw., als eene vrouw: waarom stelt gij u zoo vrouwachtig aan? Van hier vrouwachtigheid.