[Vrijman]
VRIJMAN, z.n., m., des vrijmans, of van den vrijman; meerv. vrijmannen. Van vrij en man. Al wie door geene verbintenissen, verpligtingen, enz. bezwaard is: ik ben en blijf liever vrijman. Onder de Zakkedragers (te Rotterdam), iemand, die door den kooper gekozen wordt, om te dragen, enz.; en die derhalve niet, gelijk de andere dragers, behoeft te loten: als men meer dan honderd tonnen turf opdoet, dan kan men eenen vrijman nemen.