Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Vrijkomen] VRIJKOMEN, onz. w., ongelijkvl. Ik kwam vrij, ben vrijgekomen. Van vrij en komen. Ontslagen worden: hij komt morgen vrij. Met iets vrijkomen, is, van verdere onaangenaamheden bevrijd worden: ik kwam met den schrik vrij. Vorige Volgende